Historie

Historie Terschelling

Hoewel Terschelling al in de Romeinse tijd wordt Terschelling aangeduid als Wexalia, dateren de oudste nederzettingen pas van na 800; de meeste ontstonden op Oude duinruggen (inclusief Hee, Midsland, Landerum, Formerum, Lies en Hoorn). De hogere zandgronden rond de nederzetting werden als akkers in gebruik genomen, terwijl de lager gelegen kwelders (buiten de akkerkaden) dienden als gemeenschappelijke weidegronden. De geulen tussen de delen van de strandwallen en duinen zijn echter diverse malen verlegd door krachtige stormvloeden (zoals de St. Hubertusvloed van 1287 en de St. Elisabethsvloed van 1421). Lager gelegen nederzettingen in het westen (Wolmerum en Stortum) zijn daardoor in de loop der eeuwen in zee verdwenen, terwijl ook Stattum en Schittrum verlaten werden; namen van straten en boerderijen herinneren er nog aan. Maar aan de oostzijde groeide het eiland en ontstond het dorp Oosterend.

Scheepvaart

Historie Terschelling

Met de opkomst van de Zuiderzeehavens groeide het belang van het Vlie als zeestraat naar de Noordzee. De Zuiderzeestad Kampen liet daarom rond 1323 een baken bouwen aan een natuurlijke baai nabij het huidige West-Terschelling. Dit baken werd later een vuurtoren (die al spoedig als De Brandaris bekend stond). Daarbij ontstond een ankerplaats (rede) die onder meer diende voor de aanvoer van vis voor de Zuiderzeese stapelmarkten (o.a. Harderwijk). Aldus ontstond West-Terschelling - het enige niet-agrarische dorp van het eiland - op een uitloper van de jonge duinen, onder controle van de Staten van Holland, dit vanwege het grote belang voor de Verenigde Oostindische Compagnie. West profiteerde ook van de handel tussen de Hanzesteden in de Zuiderzee met Duitsland en de Oostzee - en later ook op Scandinavië, Duitsland, Engeland en Zuid-Europa. Tijdens de Tweede Nederlands-Engelse Oorlog werd West-Terschelling door binnenvallende Engelse soldaten vrijwel geheel platgebrand; de meeste fraaie panden dateren dan ook van de jaren erna. Hierbij dienden de Hollandse steden als bouwkundig voorbeeld en Friese geeltjes (bakstenen) als bouwmateriaal. Pas in 1826 kon een echte haven worden aangelegd en werd Terschelling vestigingsplaats voor het Loodswezen (1835), de Kustwacht, de Vaarmarkeringsdienst en de zeevaartschool Willem Barentsz. De loodsdiensten worden nu overigens vanuit De Brandaris gecoördineerd.

Zandplaten smelten samen

Historie Terschelling

Tot rond 1850 strekte het eiland zich uit van het duinmassief bij West tot en met Oosterend, met ten westen en oosten daarvan grote zandplaten. Nadat de geul die West van de plaat Noordsvaarder scheidde zich eerst oostwaarts had verplaatst (ten koste van forse duinafslag en klifvorming) verzandde het ‘groene strand’ en smolt de Noordsvaarder rond 1865 met Terschelling samen. Dat gebeurde enkele decennia later met de nog veel grotere zandplaat in het oosten, de Boschplaat. Hierbij heeft Rijkswaterstaat vervolgens een handje geholpen met de aanleg van verbindende stuifdijken. Een andere poging om het stuivende landschap aan banden te leggen werd door het Staatsbosbeheer ondernomen: tussen 1910 en 1940 werden bij West, Formerum en Hoorn enorme dennenplantages aangelegd, deels ook voor de houtproductie. De hierbij gebruikte dennen komen niet van nature in Nederland voor; de dennenbossen dragen bovendien sterk bij tot de uitdroging van aangrenzende duinvalleien.

Toerisme

Historie Terschelling

Net als de rest van de Nederlandse kust is ook Terschelling vanaf 1960-’70 ingesprongen op het toerisme. Deels was dit een uitkomst voor marginale boerenbedrijven; de meeste boerderijen hebben nu een toeristische functie: op veel plaatsen ontwikkelden zich campings die herhaaldelijk uitbreidden. Een landschappelijk twijfelachtiger ontwikkeling was de wildgroei van meer en minder fraaie bungalows en appartementencomplexen bij West aan Zee, Midsland aan Zee en Formerum aan Zee (sinds de dertiger jaren) en het omzetten (verstening) van campingterreinen in bungalowparken. Vooral bij Oosterend vond een enorme uitbreiding plaats en ook de haven van West nam sterk in omvang toe als gevolg van het toerisme. Van oost naar west ligt er nu: de gemeentelijke haven in de Kom voor de reddingsbrigade en de lokale bergers, de rijkshaven voor de veerdienst, de Terschellinger vissersvloot, de BruineVloot (charterzeilschepen) en de recenter aangelegde passantenhaven in de Dellewalbaai.